Koffie, cultuur en een kurkdroge kust

9 september 2014 - Cartagena, Colombia

Koffie, cultuur en een kurkdroge kust

Vanuit Ecuador vertrokken we naar Colombia, het laatste land in Zuid Amerika dat we zouden bezoeken. Tegenwoordig is het toerisme behoorlijk in opkomst in Colombia en valt het met de criminaliteit best wel mee. Toch nemen we de nodige voorzorgsmaatregelen bij het grensgebied tussen Ecuador en Colombia. Nadat we de grens over zijn verblijven we een nacht in Ipiales. De nachtbussen worden namelijk met enige regelmaat geteisterd door overvallen, dus we wachten de nacht af en nemen pas de volgende ochtend de bus naar Popayan. Tijdens de rit viel het op dat overal langs de weg militaire posten staan, militairen door dorpjes en steden lopen en ze altijd enorme automatische geweren op zak hebben. We weten niet of dat nu juist een veilig gevoel moet geven of niet.

Na een lange busreis kwamen we aan in Popayan, een koloniaal stadje waar in het oude centrum alle huizen en gebouwen wit zijn. Het deed ons wat denken aan de stad Sucre die we in Bolivia hadden bezocht. Een heerlijk plaatsje om door heen te struinen en onze eerste bakjes Colombiaanse koffie te proeven. We zaten in een erg fijn hostel met uitzicht op het gezellig drukke centrale plein en met een goede keuken waarin we uitgebreid konden koken.

Vanuit dit koloniale plaatsje trokken we verder naar een ander koloniaal plaatsje. Salento is een dorpje vol gekleurde huisjes met grappige balkonnetjes midden in een koffiegebied. De avond van aankomst spraken we af met Youri en Ivanka, een Nederlands stel die we ook al tegen kwamen in Ecuador. We besloten de dag erna samen een wandeling te maken door de omgeving. We liepen een mooie ronde waarbij we door regenwoud kwamen waarbij we over krakkemikkige bruggetjes liepen en ontzettend veel kolibries tegenkwamen. Het einde van de wandeling ging door een open vlakte vol met wax palmbomen. Deze palmbomen, uniek op die plek, kunnen wel tot 60 meter hoog worden, maar hebben geen kokosnoten. We relaxten wat in het gras onder de palmbomen voordat we weer terug gingen naar het dorpje.

De dag erna vertrokken Youri en Ivanka naar Medellin en gingen wij naar een koffieboerderij. Na een uurtje lopen door de mooie omgeving kwamen we aan bij een mooie koffieboerderij. We bleken de enige twee te zijn voor de rondleiding, en zodoende was het een privetour. Stap voor stap kregen we informatie over het koffieproces waarbij we door de struiken liepen en zelf ook nieuwe stekjes moesten planten en rijpe koffievruchtjes moesten plukken. De allerlaatste stap van het koffieproces, het branden van de bonen, wordt niet in Colombia gedaan. Om de bonen zo vers mogelijk te houden wordt dat pas na het verschepen gedaan, in bijvoorbeeld Europa. Natuurlijk werd de tour afgesloten met een kopje verse koffie en toen werd het verschil tussen de 1e kwaliteit en 2e kwaliteit duidelijk. De beste kwaliteit wordt geexporteerd en de Colombianen drinken (indien ze niet naar een duurder café gaan) de mindere kwaliteit koffie.

In de avond wilden we de nachtbus naar Bogota pakken, maar aangekomen op het busstation bleken alle bussen van alle maatschappijen vol te zitten omdat er een groot festival werd gehouden. We brachten dus de nacht door in het eerste de beste simpele hotel naast het bustation om de volgende ochtend de bus naar Bogota te nemen. Gelukkig een fijne bus, want het was een lange rit. Ondanks dat we maar 300 kilometer hoefden af te leggen en de kwaliteit van de wegen prima is, ging de route door het Andesgebergte waar ook al het vrachtvervoer langs rijdt, met zo'n 20km per uur. Gaar van de busrit kwamen we aan in Bogota en maakten we kennis met de blokverkaveling. In Colombia hebben alle steden carrera's en calles. Dit zijn horizontale en verticale straten en die krijgen vervolgens een nummer dat gewoon optelt. Opzich niet heel lastig, tenzij in een blok bijna alle straten dezelfde naam krijgen. Zo waren wij op zoek naar calle 12Bbis nummer 32, maar na 3 keer in verschillende straten 12b te hebben aangebeld bij de verkeerde nummer 32 werden wel wat moedeloos. Na een uur vonden we uiteindelijk het hostel (niemand wist waar het lag), maar bleek het ondanks onze reservering vol te zitten. Normaal gesproken doen we nooit een reservering en gelijk wisten we weer waarom. We werden overgeplaatst naar een smerig ander hostel waar we in een dorm in een tweepersoonsbed moesten slapen. Een niet zo'n goede start in de hoofdstad.

Op zondag gingen we de stad verkennen. Sommige straten waren voor het verkeer afgesloten waardoor iedereen er skeelerde, fietste of aan het hardlopen was. Gezellig om doorheen te lopen, evenals de vlooienmarkt waar we overheen struinden. Het historisch centrum had een paar mooie gebouwen, maar kon ons niet geheel van haar charme overtuigen. Helaas bleek het koloniaal historisch kunstmuseum gesloten dat we in elke grote stad graag bezoeken, maar was er een kleiner koloniaal kunstmuseum wel geopend. Nadat we op maandagochtend in de luxere wijk van Bogota onze touristenkaart voor Cuba regelden bij de ambassade stapten we weer de bus in. De laatste lange busreis, 18 uur naar Santa Marta.

Santa Marta ligt aan de caribische kust en is een erg grote stad, waardoor wij naar het naastgelegen dorpje gingen, Taganga. Terwijl de caribische kust doet denken aan wuivende palmbomen op een parelwit strand met een azuurblauwe zee, is een groot deel van de kust hartstikke arm. Zo is bijvoorbeeld Taganga wel toeristisch, maar zijn er maar drie straten verhard en bestaat de rest van het dorp uit krakkemikkige huizen aan onverharde wegen. Ook hebben ze geen stromend water, en komt er daarom regelmatig een tankwagen langs die alle emmers en vaten weer vult. 's Avonds haalden we biertjes in de supermarkt om vervolgens op een muurtje bij het strand te zitten waar de locale vissersmannen aankwamen en de vis verdeeld en verkocht werd. Ook wij profiteerden hiervan en kochten ook wat verse vis om in het hostel te bereiden.

Vanaf Tanganga maakten we een duiktrip naar het nationale park. We doken in heerlijk warm water, wel wat anders dan onze laatste duik. We zagen prachtige kleurijke vissen en een enorme aal. Ondanks de relaxte omstandigheden had ik nog een klein probleempje bij het begin van de tweede duik. Terwijl we net een paar meter naar beneden waren gegaan en het ok-teken hadden gegeven kreeg ik opeens een slok zeewater binnen. Even schrikken, ik dacht dat mijn ademhalingsapparaat was uitgegaan. Dat klopte, maar toen ik hem weer in deed en weer wilde ademen bleek die niet te werken en kwam er weer alleen water uit. Inmiddels was de groep verder gezwommen, had mijn duikbuddy niets door en was de snelste oplossing, aangezien ik zowat kokhalste onderwater, weer naar boven wat door het aantal meters en de korte tijd onder water geen probleem was. Boven water bleek mijn ademhalingsapparaat half uit elkaar te zijn gegaan. Het duurde vrij lang voordat ze onder water doorhadden dat ik er niet meer was en ook even voordat ze omhoog keken. Nadat de duikgids mijn apparatuur had gecontroleerd en versteld, en ik verder kon duiken op de reserve, werd de duik hervat langs mooi koraal en prachtige vissen.

Vanuit Taganga maakten we een trip richting het naastgelegen nationale park Tayrona. We liepen ruim twee uur door een jungleachtige omgeving waarbij we regelmatig langs mooie strandjes kwamen. Aan het einde van de route, waar tevens het mooiste strand ligt, bleven we een tijdje relaxen. Echter wel net 10 minuten verderop dan alle andere toeristen die met z'n allen op een paar m2 bij elkaar bleven liggen. Aan het einde van de dag liepen we de mooie route weer terug en zagen we nog een gordeldier, vogels en een groep aapjes.

Aangezien we zo'n vijf maanden geleden op het zuidelijkste puntje vaste land van het Zuid Amerikaanse continent stonden (Puerto Williams, Chili), leek het ons ook leuk om naar het noordelijkste puntje te gaan temeer omdat het ook nog een een prachtige omgeving schijnt te zijn. Dat bleek een aardige onderneming en we begonnen met een bus die ons na een paar uur afzette bij een kruispunt. Daar regelden we een collectivo (gedeelde taxi) en terwijl we daar net naartoe liepen denderde er op een paar meter afstand een volgeladen truck langs, zonder chauffeur. De truck heeft een flinke snelheid als hij over een parkeerplaats komt, rakelings langs krakkemikkige winkeltjes raast en over de weg heen schiet om in een lege rivierbedding tot stilstand te komen. Locale vrouwen renden gillend achter de truck aan. Wonder boven wonder heeft het niks geraakt.

Wij lieten de chaos achter ons en reden door naar het volgende dorp. Daar waren we nog niet uitgestapt en alle mannen renden op Manuel af. Ze wisten dat wij naar Cabo de la Velo wilden, verder is er namelijk niets, en iedereen wilde dat we met hun jeep mee zouden rijden. Waar ik me soms in Zuid Amerika erger dat mannen alleen Manuel de hand schudden of alleen tegen hem praten, komt het me op zulke moment goed uit. Ondanks het getrek kozen we zelf een jeep waar al toeristen in zaten. Op dit noordelijke punt komen niet veel toeristen en voor het regelen van (goedkoop) transport is het handiger als je met meer bent. De jeep vertrok om na 5 minuten weer ergens stil te staan om nog meer mensen op te pikken. Al gebeurt dit overal, het went nooit echt. Maar we hadden een goede chauffeur, want hij bood ons een biertje aan om de wachttijd uit te zitten. Het viel ons op dat het bier uit Venezuela kwam, net als de auto's die er rond rijden en de benzine die overal langs de weg in kannen en flessen wordt aangeboden. Het was te merken dat we vlakbij de grens zaten.

Na nog twee uur te hobbelen door de kurkdroge woestijn kwamen we aan in Cabo de la Vela. Voor de locale tribe die er leeft, de Wayru, een heilige plek en de plek waar de Spanjaarden voor het eerst aan het vaste land kwamen van Zuid Amerika. Het dorpje tussen de zee en de woestijn in, heeft maar beperkt electriciteit en geen stromend water. Door de enorme droogte is er zelfs een water tekort en kan er niet worden gedoucht en wordt de wc doogespoeld met een emmertje zeewater. We slapen op het strand in een hangmatje, met de tassen met waardevolle spullen onder onze benen. Niet enorm comfortabel dus, wel enorm goedkoop. De volgende dag gaan we met vijf andere toeristen (alle toeristen die er zijn) naar Punta Gallinas, het echte noordelijkste puntje. Het is weer een heel eind stuiteren door de woestijnvlaktes, maar we krijgen er een schitterend landschap voor terug. Het is prachtig hoe de woestijn over gaat in de zee en de blauwe baaien te zien contrastrerend met het gele zand. Maar het is ook treurig om te zien hoe verschrikkelijk arm de mensen er zijn. Ze leven in kleine simpele huisjes in de extreme hitte en hebben niets. Er is wel een lokaal schooltje, waar alle leeftijden bij elkaar in dezelfde klas zitten en het enige vak Spaans is, maar zelfs daar kunnen niet alle kinderen naartoe, want als er geen geld is voor een uniform of schoenen mogen ze niet naar school.

We blijven een nachtje slapen bij Punta Gallinas, maar niet voordat we een prachtige zonsondergang hebben gezien en we voor erg weinig geld een enorme kreeft op ons bord kregen. De ochtend erna hobbelen we weer terug naar Cabo de la Vela. Ondanks dat er op een straat vol simpele huizen na niets is, is er wel een kitesurfshop. Een Duister heeft zich er gevestigd, want er is 360 dagen per jaar wind. Iets dat Manuel als muziek in de oren klinkt en voor mij een goede mogelijkheid leek om ook eens te gaan ervaren hoe het is. Maar er zijn ook 5 dagen in het jaar zonder wind, en laten wij nu net die dagen er zijn. Er stond wel een klein vleugje wind waardoor ik twee uurtjes les kreeg. Maar omdat ik zelfs moeite moest doen om de kite in de lucht te houden hielden we het daarna voor gezien. We bleven lekker in de schaduw onze boeken lezen. De dag erna werd weer een dag in de schaduw boeken lezen, want de thermal wind wilde maar niet komen.

Zonder wind was er niet veel te doen, dus we vertrokken weer. Om 4 uur 's ochtends reden we met de eerste werklui mee, de woestijn uit. Pas om 4 uur 's middags kwamen we na veel verschillende transportmiddelen (vooral veel opgepropt achter in jeeps tussen de lokale mensen) aan in Minca. Dit plaatsje ligt 20 kilometer van de kust af in het regenwoud en doordat het op 600 meter hoogte ligt is het een aangename afwisseling qua temperatuur. Na 4 nachten in een hangmat en geen water keken we uit naar een fijn bed en een douche. Maar zelfs het regenwoud kent droge periodes en blijkbaar hadden ze net 6 maanden lang, vlak voor het regenseizoen, een waterprobleem gehad en dus ook geen stromend water. Met elk een half emmertje water konden we eindelijk het zout en zweet van ons afspoelen, al was het wat behelpen. In de namiddag dronken we lekkere drankjes in wat meer westerse kleine cafétjes waar ze de lekkerste frappuchinos maakten.

Vanuit het dorpje maakten we een wandeling de bergen in. Onderweg passeerden we een koffieboerderij waar we een stop maakten voor een vers bakje koffie. Daarna liepen we door en kwamen we uit bij een hostel. Dit hostel heeft een prachtig uitzicht het dal in, waar je vanaf een enorme hangmat naar kan kijken of tijdens een bezoekje aan het toilet waar 1 muur mist zodat je ook daar van het uitzicht kunt genieten. Voor ons een ideale lunchplek, omdat het tussen 1 en 3 uur regent tijdens het regenseizoen. Na de regen liepen we langs een andere weg weer naar beneden. Na een kilometer zagen we een jeep volledig vast zitten in de modder. Ze hadden extra mankracht nodig en Manuel stortte zich ook in de modder om de auto er proberen te uit duwen. Dit lukte uiteindelijk pas 1.5 uur later met zo'n 8 man en een schep.

Na Minca gingen we via een stop in Baranquilla (voor wat praktische dingen als een nieuwe oplader) door naar Cartagena. Terwijl we door sloppenwijken binnen komen straalt het centrum een en al luxe uit. De oude ommuurde stad is prachtig. Vanuit de geschiedenis een belangrijke havenstad die goed bewaard is gebleven en je kunt zien dat er veel geld is werd gestoken. Prachtige huizen met balkonnetjes en gezellige pleintjes waar lokale mannen met gitaar en saxofoon de mooiste deuntjes spelen. We schrikken wel wat van de prijzen, want door de grote hoeveelheid toeristen zijn de prijzen bijna vergelijkbaar met Europa. Het valt ook op dat er bijna geen militairen meer rondlopen, zoals overal in het zuiden, en al helemaal niet met grote geweren.

Omdat we wel zin hebben om lekker aan het strand te liggen, het is in Cartagena qua hitte bijna niet uit te houden, nemen we de boot naar Isla de Rosario en Playa Blanca. Domme zet van ons, want natuurlijk is het zo toeristisch dat we na het betalen voor het nationale park (waar de eilanden en stranden in liggen) en voor de boot nog niets hebben. Als we op een snorkelplek aankomen mogen we alleen snorkelen als we per persoon 12 euro extra betalen. Wij zitten de tijd uit en laten ons daarna af zetten op playa blanca. De vele verkopers springen gelijk op ons af, maar wij lopen rustig 600 meter verder waar bijna geen toerist te bekennen is. Heerlijk! We vinden een schattig hutje op palen voor de nacht en plonsen de prachtig blauwe en heerlijk warme zee in. We drinken wat biertjes bij zonsondergang en eten een visje in de avond. De volgende ochtend worden we op tijd wakker van de warmte en nemen we gelijk weer een duik de zee in. Bij een van de weinige verkopers dat op ons stuk van het strand loopt kopen we een fruitsalade en daarna geniet ik van een massage. Wat een leven!

In de namiddag nemen we de boot terug naar Cartagena en in de avond spreken we weer af met Youri en Ivanka die inmiddels ook in Cartagena zijn. Iets buiten de ommuurde stad, dat nog wel tot het historisch centrum behoort, is het Trinidad plein dat voor een kerkje ligt. Iedere avond stroomt het vol mensen, voornamelijk locals, die samen een drankje drinken of gezellig een praatje maken. Om niet de dure prijzen van de terrasjes te betalen, is het een super leuke manier om met een drankje uit de supermarkt daar te zitten.

Op anderhalf uur rijden van Cartagena ligt Puerto Velero. Een strandje waar je bij goede wind kunt kitesurfen. Omdat we weten dat we vaak pech hebben met wind gingen we zonder verwachtingen die kant op, denkend dat we er gewoon een stranddagje van maken. Maar als we aankomen zien we gelijk allemaal kites op het water. We onderhandelen wat over een paar uur kiteles voor mij en kitehuur voor Manuel. Dit lukt, al is er een klein probleem met het harnas dat ik aan moet. Ik pas niet in hun maat s en ze denken niets anders te hebben. Totdat ze bedenken dat ik het harnas van het 10jarige zoontje van de kitesurf instructeur wel aan kan, die het harnas pruilend af moet staan. Daarna kunnen we het water in. Het is maar goed dat ik de basis, vooral op veiligheidsgebied, al eerder had geleerd, want met basis Spaans zijn de termen en uitleg erg moeilijk. Maar het is vooral doen en we begonnen met bodydraggen (door het water slepen aan de vlieger). Ik stuurde maar de eerste keer hing de instructeur achter mij. Door de snelheid in het water hing in korte tijd mijn binkinibroekje halverwege mijn benen en het was lastig om niet te hoeven denken aan de instructeur die daar precies zicht op had. Gelukkig mocht ik daarna zelf. Toen dit onder de knie was kon ik proberen te staan en varen met het bord. Met goede aanwijzingen in simpel Spaans lukte het gelukkig vrij snel om stukjes te kunnen varen, wat een gaaf gevoel! Helemaal uitgeput maar super enthousiast zat de les er daarna op en kon ik nog even naar Manuel kijken die een stuk soepeler over het water heen en weer vaarde. Na een succesvolle dag voor beiden genieten we nog na, weer lekker in de schaduw met een drankje. We vinden gelukkig een lift terug naar Cartagena, zodat we de hoge vervoerskosten kunnen besparen. In de avond zijn we weer te vinden met drankjes op het Trinidadplein, samen met Youri en Ivanka.

De laatste twee dagen, voordat we Colombia verlaten, worden nog besteed aan nuttige zaken zoals solliciteren voor Manuel en het zoeken naar een appartementje in Amsterdam (Nederland komt steeds dichterbij) en struinen we nog in de hitte door de ommuurde stad en het oude stadscentrum daarbuiten. En dan is het tijd om naar de haven te gaan, om Colombia te verlaten met een zeiltrip richting Panama.

Voor foto's van onze tijd in Colombia en vorige plekken klik op de volgende link http://www.flickr.com/photos/101171706@N07/sets/

English highlights

Finally had we rearched the Northern most country of the South American continent. We arrived in Colombia after the border cross with Ecuador.

The road between the border and Popayan isn't save to travel at night. Therefore we spent one night in Ipiales, a dodgy border town with Ecuador. Next morning we hopped on the bus to Popayan, also called the white city and generally accepted to be the second best conserved colonial city in Colombia. Apparently opinions vary... Though we did stay in a beautiful hostel and enjoyed ourselves with some homemade pancakes.

We left Popayan after a day or two to travel to Salento, another nice little colonial getaway. Salento is situated amongst beautiful hills, coffee farms and the nearly extinct wax palm trees. We hiked the wax palm tree valley for one day, got a tour on a coffee farm the second day and enjoyed ourselves with beers and great food during our spare time. Salento was a treat.

Through an obligatory stopover in Bogota (three days in crap hostel with shitty people in a city which is not much to go for) to fix our tourist cards to enter Cuba we hopefully took our last 18 hour overnight bus to Santa Marta. From Santa Marta we went on another 20 minutes to a small fishing village called Taganga.

Taganga appears on and off the gringo trail as a decent place to stay. We did some nice diving in the warm Caribbean ocean. And really liked the place although no streets were paved. We even used it as our base to visit the Tayrona national park, just around the corner but 2.5 hours away by bus.

Much more east and not as developed but in our opinion the most beautiful part of the Colombian coastline is the northernmost province La Guijara. A place where the local Wayru people live and where the brightest blue of the Caribbean Sea meets the shiniest yellow of the desert. A very hostile environment which was hard to travel, but even more hard to live. There is a water shortage year round and trucks come and leave to keep the level up. Daily, the local people wait by the road with everything that can contain water and hope that there is enough left in the truck to fill it.

From the Punta Gallinas and Cabo de la Vela we travelled east following the coastline and visited Barranquilla, Puerto Velero and Cartagena. Ilona learned how to kitesurf in Puerto Velero and we enjoyed the best preserved colonial centre in Latin America. A great place to end our stay in Latin America and move on towards Panama.

For photo's of our time in Colombia and previous destinations click on the following link
http://www.flickr.com/photos/101171706@N07/sets/